-
1 Gespräch
Gespräch〈o.; Gespräch(e)s, Gespräche〉♦voorbeelden:1 das ist noch im Gespräch • daar wordt nog over gepraat, dat is nog onderwerp van gesprekals neuer Minister ist X im Gespräch • als nieuwe minister wordt X genoemdzum Gespräch der Stadt werden • bij iedereen over de tong gaan -
2 Mund
〈m.; Mund(e)s, Münder〉2 opening, ingang, mond♦voorbeelden:〈 informeel〉 Mund zu! • mond houden!aus berufenem Munde • uit betrouwbare bronjemandem das Wort aus dem Mund nehmen • iemand de woorden uit de mond nemenein Wort dauernd im Mund führen • een woord voortdurend in de mond hebben, gebruikenin aller Munde sein • op ieders lippen zijnin aller Leute Munde sein • bij iedereen over de tong gaanjemandem nach dem, zum Mund reden • iemand naar de mond pratenvon der Hand in den Mund leben • van de hand in de tand leven¶ 〈 informeel〉 sich 〈 3e naamval〉 den Mund fransig, fusselig reden • zich de blaren op de mond praten, (vergeefs) op iemand inpratenjemandem den Mund verbieten • iemand beletten te spreken -
3 in aller Leute Munde sein
in aller Leute Munde seinWörterbuch Deutsch-Niederländisch > in aller Leute Munde sein
-
4 zum Gespräch der Stadt werden
zum Gespräch der Stadt werdenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > zum Gespräch der Stadt werden
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский